Het is begin april 2020. Het corona virus, van vermoedelijk Chinese herkomst, eist de aandacht. Vakantiegangers nemen het virus mee vanuit Italië en Oostenrijk. De eerste doden in Nederland vallen. Paniek in de gezondheidszorg. Peter Lagendijk met een verleden in opinie- en beleidsonderzoek, schrijft enige artikelen over huisartspraktijken.
Het eerste artikel verschijnt op 3 april 2020. De eerste drie woorden in de kop zijn: “Gemis Toekomstvisie Huisartsenbond”. De huisartsen hebben voor elkaar gekregen dat zij een bonus ontvangen voor extra werk (?) en omzetverlies. Huisartspraktijken zijn toentertijd vergaand stilgevallen. Patiënten mijden bezoek aan de huisarts terwijl de huisarts patiënten mijdt.
Huisartsen zijn de spil in de Nederlandse gezondheidszorg. Als de huisarts onvoldoende bereikbaar is, zijn er ook minder verwijzingen naar medisch specialisten. Dat blijkt ook uit de ziekenhuiscijfers. Zieken die wel geholpen zouden zijn met een verwijzing naar de tweede lijn blijven onbehandeld. Er zullen om deze reden al extra overlijdens te melden zijn.
Ziekenhuizen hebben het overigens veel te druk met de opvang van corona-patiënten. Er is, voorjaar 2020, weinig bekend wat de adequate behandeling is. Paniek regeert want er wordt een groot beroep gedaan op de intensive care faciliteiten.
In een artikel van 06-04-20 dring ik er op aan wegen te zoeken om te voorkomen dat niet- corona patiënten, die echt hulp behoeven, tussen wal en schip vallen.
In een artikel dat op 6 april verschijnt ga ik op mogelijkheden in. Mijn voorstel luidde dat iedere huisarts zijn/haar patiënten een vragenlijst mailt. Ik opper zelfs de gedachte dat landelijk te doen. Op een centrale plek kunnen de geretourneerde vragenlijsten optisch gelezen worden. Zodoende ontstaat er tevens landelijk inzicht.
De aangeschrevenen die wel in contact willen komen met hun huisarts worden verzocht hun klachten gestructureerd vast te leggen. De betreffende huisarts wordt op de hoogte gebracht.
Achteraf realiseer ik mij dat er meer rechtstreeks opsporingsactiviteiten denkbaar zijn. Zoals een bekendmaking in plaatselijke huis-aan-huis bladen. Er wordt daarin aangedrongen om, in een aantal beschreven gevallen in ieder geval telefonisch contact op te nemen. Het is mij meermalen ter ore gekomen dat er ook vindingrijke huisartsen zijn geweest die er alles aan deden hun plichten na te komen.
Over de te volgen route, in geval medisch onheil, hadden afspraken kunnen worden gemaakt. Het was in ieder geval de bedoeling ernstig ongerief op te sporen.
Meer actieve huisartsen, onder leiding van hun vakorganisaties zouden de huisartsenbranche gesierd hebben. In de praktijk was er vooral aandacht voor de portemonnee van de huisarts.
De instanties die voorzien zijn van mijn waarschuwende geschriften hebben niet gereageerd. Toch wel want ik ontving één keer een berichtje dat ik, als alle andere Nederlanders, de RIVM voorschriften moest opvolgen. Met de niet uitgesproken boodschap verder de mond te houden.
Dat wijst niet alleen op hooghartigheid maar kan ook gezien worden als een uiting van paniek en afwezigheid van verantwoordelijkheidsbesef. Het toont, zo in het algemeen, dat organisaties waar leiding in boze tijden verwacht mag worden, kunnen laten afweten.