Peter Lagendijk is op 13 augustus 2024 op 88-jarige leeftijd overleden. Tot het laatst is hij actief gebleven met het delen van zijn zorgen en opinies.

Moet Nederland nog voller bebouwd worden?

Honderdduizenden nieuw te bouwen woningen is het grote streven. Vóór 2030 moeten , zo wordt rond getrompetterd, bijna één miljoen nieuwe wooneenheden zijn verrezen. Het is een streven met op dit moment veel belemmeringen. Er is een tekort aan bouwmaterialen. Ook zijn er te weinig bouwvakkers. Gelukkig maar want dit streven kan een onherstelbare verwoestende werking hebben op het aanzien van ons land. We gaan van acht miljoen, dicht op elkaar,  naar negen miljoen huizen. Dat is een uitbreiding met 12,5 %. Een stap dichter bij een stadsstaat.

Zeker bestaan  er voor enkele  bevolkingsgroepen tekorten aan huizen. Bijvoorbeeld aan passende huisvesting voor ouderen. He Sociaal Cultureel Planbureau verwacht voor 2030 ruim 2 miljoen Nederlanders van 75 jaar of ouder.  Het waren er in 2018 1,4 miljoen. Vooral het aantal 85 plussers zal spectaculair groeien. Van 375 .000 in 2018 naar 560.000 in 2030. Het is de oudste bevolkingsgroep waarvan je mag veronderstellen dat die wat extra aandacht behoeven.

 

SENIOREN MAKEN  PLAATS VOOR STARTERS

Om diverse redenen is het juist om voor hen speciale senioren woningen te bouwen. Het mes snijdt aan twee kanten. De oudste Nederlanders krijgen passende huisvesting én zij laten voor de jongste zelfstandig behuizing zoekende Nederlanders huisvesting achter.

Passende woningen voor de senioren betekent in veel gevallen kleinere huizen dan waarin zij nu wonen. Zij zullen  doorgaans grotere huizen achter zich laten waar starters op de woningmarkt gebruik van kunnen maken. Starters kunnen gezinnen stichten zodat de huizen die de senioren verlaten een belangrijke bijdrage leveren aan het nationale woningtekort.

Wij moeten onder ogen durven te zien dat er is een huisvestelijk nadeel verbonden is aan voorgoed blijvende buitenlandse studenten, uit een EU land afkomstige  arbeidsmigranten, asielzoekers die met succes huisvesting claimen. Hun nadeel is dat zij nieuwe Nederlandse huizen betrekken zonder in dit land een ander huis  achter te laten.

Overigens zijn zogenoemde schrijnende tekorten op de woningmarkt van vraagtekens te voorzien. In 1961 waren er op 100 woningen 110 huishoudens; in 1996 waren er  104    woningen op 100 huishoudens. Peter Hein van Mulligen, de CBS woordvoerder, merkt rond 2021 op dat het tekort aan woningen historisch gezien niet hoog is. Begin 2021 waren er voor iedere 100 woningen 101,2 huishoudens. Dat is lager dan het gemiddelde van de afgelopen 20 jaar.

 

BIJ BEOORDELING AANTAL  ASIELAANVRAGERS TELT LANDSOPPERVLAK NIET MEE

Met de invalshoek aantal bewoners heeft Frankrijk 1,86  asielaanvragers. Over een recent jaar bezien per 1000 inwoners. Nederland telt 1,91 aanvragers en heeft daarmee zelfs meer  aanvragers dan Frankrijk dat qua oppervlak 16 keer zo groot is als Nederland. Duitsland is ongeveer 9 keer zo groot als Nederland en herbergt  2.14 asielaanvragers. Dus 12% meer dan Nederland. Tenslotte België dat 2,64 aanvragers per 1000 Belgen telt.

Frankrijk heeft dus veel minder asielzoekers als Nederland zeker als je de oppervlakte in de overwegingen betrekt. Duitsland overschrijdt Nederland qua aantal asielzoekers maar qua oppervlakte zinkt Nederland in het niet.  België is bij deze meetwijze gastvrijer dan Nederland terwijl het land ongeveer evenveel vierkante kilometers telt. Met een kleine 12 miljoen inwoners blijft België een miljoen of vijf achter bij Nederland. België is minder dicht bevolkt.

Behalve de oppervlakken, die ik googelend op het Internet vergaar, twijfel ik aan de juistheid van aantallen asielzoekers. Ik tref ze in een artikel in het hoogst serieuze Financieele Dagblad. De FD bron is Eurostat.

In ieder geval waag ik te stellen dat het oppervlak van een land tevens in de overwegingen bij beoordeling van de toeloop, zou moeten zijn betrokken. Nederland moet, door een gering oppervlak gecombineerd met een hoge bevolkingsdichtheid,  woekeren met  ruimte wat in aanzienlijk mindere mate geldt voor buurlanden als Frankrijk en Duitsland.

 

WAARSCHUWINGEN VOOR OVERPRODUCTIE VAN WONINGEN

In een cahier (mei 2022) van Economisch Statische Berichten  onder de titel “Regie op Wonen” een verzameling artikelen die nog steeds hoogst actueel te noemen zijn. Ik hoef alleen één zin te citeren uit het eerste artikel:  “Een flink deel van het woningtekort kan worden opgelost door bijvoorbeeld niet te korten op AOW- en bijstand uitkering als huishoudens gaan samenwonen.”

Het artikel onder de titel “Slechts beperkte verhoging woningproductie nodig” schept nog meer duidelijkheid. In de jaren 2018-2020 is het aantal  Nederlandse woningen met 75100 per jaar toegenomen. Dit voltrok zich ondanks de PFAS- en stikstofperikelen. De schrijver van het artikel (Léon Groenemeijer verbonden aan ABF Research) voorziet grote aandrang tot de bouw van steeds meer woningen en meldt enig moment “Voor de langere termijn dreigt er overaanbod en is er een nationale verstedelijkingsstrategie nodig”.

Toto slot van het artikelen wordt gepleit voor een beperkte verhoging van de woningproductie. Met als uitgangspunt de afgelopen jaren de oplevering van 75.100 woningen per jaar  naar 81.800 in de komende tien jaar.

 

AFSLUITEND

De aanleiding tot dit artikel is de bezorgdheid voor een onaangenaam vol Nederland. Wat blijft er over van dit land als het aantal woningen, en de ruimte die de bouwsels in beslag nemen stijgt van acht naar negen miljoen.

Niet onbelangrijk is, wat zo te vernemen valt, de verwachting van een  blijvend hoge toeloop naar Nederland van asielvragers. Men kan zich afvragen, bij vergelijking met andere Europese landen,of Nederland niet te ruimhartig is. Nederland heeft een beperkt oppervlakte en is dichtbevolkt.

In geval van het bouwen van seniorenwoningen  komen  er huizen  vrij. Door mensen met beiden AOW- of bijstand ongekort samen laten wonen ontstaat er ook weer extra ruimte op de woningmarkt

De geplande bouw van woningen verdient matiging terwijl het uiterst verstandig is de vinger strak aan de pols te houden.